Uitfasering koudemiddelen

Uitfasering synthetische koudemiddelen

Er is veel veranderd in de afgelopen jaren in de wetgeving met betrekking tot de koeltechniek. Vooral de keuze voor het te gebruiken koudemiddel is hierdoor veranderd. Zowel in bestaande als in nieuwe installaties.

HCFK en R22 uitfasering

De ‘C’ in HCFK koudemiddelen staat voor chloor. Dat zien we liever niet in het milieu. Vandaar dat deze koudemiddelen verboden zijn en worden uitgefaseerd. Per 1 januari 2015 is het bijvullen van installaties met R22 niet meer toegestaan. Heeft u nog een installatie met R22 dan is op korte termijn actie geboden. Een R22 uitfasering is een eenvoudige mogelijkheid. Hierbij worden zoveel mogelijk componenten van de bestaande installatie behouden en wordt deze gereed gemaakt voor een alternatief koudemiddel.

Is uw installatie ouder dan 10-15 jaar? Dan is het wellicht een optie te kijken naar een nieuwe installatie met een natuurlijk koudemiddel om geheel toekomstbestendig te worden, maximaal voordeel te halen uit subsidiemogelijkheden en energiezuinig te koelen en vriezen.

HFK koudemiddelen met GWP>2500

Onder het kopje koudemiddelen kunt u lezen hoe de milieu-impact van koudemiddelen wordt gemeten. Een belangrijke parameter daarbij is de zogenaamde GWP-waarde, Deze Global Warming Potential geeft aan in hoeverre een koudemiddel bijdraagt tot het broeikaseffect als het in het milieu terecht komt. Hoe hoger deze waarde hoe slechter voor het milieu.

In een nieuwe wetgeving die per 1 januari 2015 geldt, is bepaald dat koudemiddelen met een GWP boven 2500 uitgefaseerd moeten worden bij gebruik in grotere industriële koelinstallaties. Dit is in de wetgeving vastgelegd met een verbod op nieuwbouw met deze koudemiddelen vanaf 2020. Na deze datum mogen bestaande installaties na een reparatie nog wel bij gevuld worden met geregenereerd koudemiddel tot 2030. Tot deze koudemiddelen behoren bijvoorbeeld R507A, R404A en R422D. Het is dus verstandig deze koudemiddelen te vermijden bij nieuwbouw.

Maar ook voor bestaande installaties met een koudemiddel met GWP boven 2500, is het verstandig pro actief te zijn. De koudemiddelen in deze categorie stijgen erg snel in prijs en zijn niet altijd meer in voldoende mate beschikbaar. Verwachting is dat dit verslechtert op termijn. Er zijn voor uw installatie wellicht mogelijkheden om zonder al te veel aanpassingen over te stappen op een koudemiddel met betere beschikbaarheid. Maar het kan ook zijn dat het verstandiger is gelijk naar een nieuwe installatie te gaan met een natuurlijk koudemiddel. Daar komen we achter als onze sales engineers samen met u uw proces en uw doelstellingen doornemen.

HFK Koudemiddelen met GWP<2500

Ook in deze categorie zijn er maatregelen afgekondigd. HFK koudemiddelen worden de komende jaren afgebouwd voor wat betreft de beschikbaarheid op de markt. In de periode 2015 tot 2030 wordt deze afgebouwd van 100% naar 21%. Het is waarschijnlijk dat de koudemiddelen daardoor moeilijker verkrijgbaar en dus duurder worden.

In deze categorie zitten koudemiddelen zoals R134a, R407 (A, C en F) en R410A. Maar ook nieuwe synthetische koudemiddelen zoals R448 en R449. Een nieuwbouw met deze koudemiddelen is wettelijk nog wel mogelijk, maar praktisch gezien steeds minder. Zij zijn nu zo duur geworden en de verkrijgbaarheid in de nabije toekomst zal onder druk komen te staan. Hebt u plannen voor nieuwbouw: dan is het waarschijnlijk het beste om gelijk naar een natuurlijk koudemiddel over te stappen. Of indien u toch met een synthetisch koudemiddel verder wilt: de inhoud van uw systeem te beperken, de kans op lekkages te verkleinen en de impact van een mogelijke lekkage te reduceren. Voor een overstap naar natuurlijke koudemiddelen zijn subsidies aanwezig die deze vergemakkelijken.

Wat voor u het beste is? Daar komen we achter als onze sales engineers samen met u uw proces en uw doelstellingen doornemen.

Natuurlijke koudemiddelen

Deze koudemiddelen heten “natuurlijk” omdat ze in de natuur voorkomen. Dit in tegenstelling tot de synthetische koudemiddelen die door de mens zijn gemaakt. Voorbeelden zijn ammoniak (NH3), kooldioxide (CO2) en propaan (C3H8). Deze hebben geen of een erg laag effect op het broeikaseffect en kennen geen restricties ten aanzien van het toekomstig gebruik.